Foto: De ‘appelkroetfabriek’ aan de Waaldijk. Links herberg en veerhuis De Altena. ‘Appelkroet’ was een verbastering van ‘Apfelkraut’, appelstroop.
Een babbeltje met Thijs van Woerkom
Nadat de familie van Eldik twaalf jaar geleden moest stoppen met de organisatie en het vervaardigen van Dorpsgeluiden, nam Thijs het initiatief om dit blad niet ten onder te laten gaan. Hij benaderde enkele enthousiastelingen die met Dorpsgeluiden door wilden gaan en zo geschiedde het….
Thijs (88) is een zoon van Theo van Woerkom, jamfabrikant in Oosterhout en Tine Daalderop, de jongste dochter van de metaalwarenfabrikant uit Tiel.
‘Ik ben geboren als Theo, Theetje toen ik klein was, maar dat werd wat lastig toen ik opgroeide. Daarom heeft mijn vader me maar Thijs genoemd. De voorletters bleven toch hetzelfde’.
Thijs groeide op als tweede zoon in het gezin met uiteindelijk tien kinderen. De jamfabriek BATO stond achter zijn ouderlijk huis Ceciliahof, aan de Dorpsstraat tegenover de Sint Leonarduskerk. Het huis werd in de 19e eeuw gebouwd door zijn oudoom Gerard, die destijds herenboer was. De naam van het huis komt waarschijnlijk van moe- ders kant omdat alle dochters Daalderop Cecilia bij hun doopnamen zagen gevoegd.
Rond 1868 begon Theo, de overgrootvader van Thijs, aan de Waaldijk tegenover De Grote Altena een appelstroopfabriekje die later door zoon Jan werd voortgezet onder de naam ‘de firma Jan van Woerkom en Co’.
Dit fabriekje groeide uit tot de ‘vruchtenconservenfabriek BATO’ toen het geheel werd verplaatst naar de Dorpsstraat. Daar bepaalde de schoor- steen van de fabriek samen met de kerktoren lang het beeld van Oosterhout. Ouderen onder ons kunnen nog het geluid van de stoomfluit oproepen en de zoete geur van de jam die als een deken over het dorp lag. De fabriek ging in 1975 failliet nadat die in andere handen was over- gegaan.
Jullie familie bestaat aan alle kanten uit onder- nemers en fabrikanten. Had jij die ambitie ook?
‘Jawel, maar mijn broer Jan werd uiteindelijk directeur van de BATO, met vader Theo. Mijn schooltijd verliep nogal met hindernissen, door de oorlog en door een operatie. Ik had ook een hekel aan rekenen, ik was meer een taal- en geschiedenismens. Ik heb wel een aantal jaren bij de BATO de correspondentie en vertegenwoordigerswerk gedaan.
Maar nadat de BATO gesloten was, heb ik in het klein de jamfabricage opnieuw opgezet en mijn dochter Guurtje zag er later ook wel brood in.
Nadat we hier in Oosterhout op verschillende plekken hebben gezeten met de jamverwerking, runt zij nu Van Woerkom’s Confituren B.V. in Nieuwegein. Dat loopt als een trein voor zover ik weet. Alleen jammer dat het niet meer in Oosterhout is…’
Je hebt voor de gemeente Valburg destijds ook nog in de gemeenteraad gezeten, niet?
‘Ja nou! Eerst voor Gemeentebelangen maar toen ik me daar niet meer zo in kon vinden, ben ik voor mezelf begonnen. Ik had nogal veel voorkeurs- stemmen hier in Oosterhout en zo. Toen heb ik de VPV, de Vooruitstrevende Partij Valburg opgericht. Die heeft ruim twee jaar bestaan.
Zal ik jou es wat vertelle? Mijn betovergrootvader Jan zat al in de jaren na 1840 in de gemeente- raad. Toen functioneerden de burgerlijke gemeentes hier net een beetje. Hij heeft er lang in gezeten. Ze vergaderden in een gehuurd lokaal bij café Mientjes in Valburg. Deze Jan en mijn overgrootvader Theo komen van de Altena en hij bracht zijn vader op het laatst naar Valburg voor die vergaderingen. Zelf zat Theo later ook in de gemeenteraad en was later nog wethouder’.
Je hebt meer gevoel voor taal zei je. Je hebt ook wel het een en ander aan publicaties op je naam staan. Noem eens wat?
‘Ja… es kieke… een paar Betuwse woordenboekjes en een Betuwse vertaling van de fabels van La Fontaine. Die zijn ook nog eens gepubliceerd ge- weest in het weekblad De Nieuwe Koerier. Verder nog wat bundels en verhalen als Derk van Rien op het Manneneiland, De Slag om Oosterhout in 1944 en ‘De overstrooming te Oosterholt in 1820’. Ook nog wat publicaties in Oud Neis, het blad van de historische kring. En ik ben al jaren bezig met het uitwerken van mijn theorie over de infrastructuur in het rivierengebied gedurende de Romeinse tijd’.
Kun je in het kort wat vertellen over die theorie?
‘Tja… bijvoorbeeld vanuit Nijmegen, Novio Magus, liepen de wegen en waterwegen alle kan- ten op, ook de Betuwe in. De historici beweren allemaal dat dit Novio nieuw betekent maar nieuw is in het latijn Novo. Novio betekent negen. Ik denk dat er negen kanalen met wegen waren die van en naar Nijmegen liepen.
Voor de stad, en vooral het militaire hoofdkwartier op de Kopse Hof, was het belangrijk dat er (water)wegen waren om voedsel en goederen vanuit het achterland aan te voeren voor de sol- daten, de paarden en de burgers. Langs de kana- len en wegen die vanuit Nijmegen de Betuwe in waaierden, verbouwden ze granen en andere agrarische producten. Dichterbij groenten en fruit. Bij de huidige haven in Nijmegen is ook een op- slagplaats voor graan gevonden waar het hele jaar door kon worden gedorst.
Maar naast de voeding was ijzer een heel belang- rijk product. Daar werden vooral wapens en gereedschappen van gemaakt. Het was noodzaak om handelswegen naar het Ruhrgebied en zuid Engeland te hebben waar ijzererts gevonden werd.
Later heb ik de Tabula Peutingeriana aangeschaft, met locaties van het hele Romeinse Rijk. Na langdurig speurwerk heb ik in het nu Nederlandse ge- bied de daar op vermelde locaties met de onderlinge afstanden kunnen traceren’.
Hoe ben je zo gefascineerd geraakt door die Romeinen?
‘Ja, eehh, daar vraag je me wat… ik denk door de Romeinse vondsten hier in de omgeving. We heb- ben hier wat geboord zeg, tsjonge…
Maar niet alleen de Romeinen houden me bezig, ook al die dialecten in de Betuwe, die soms per dorp verschillen… die zijn aan het verdwijnen.
We zouden eigenlijk een groepje moeten samen- stellen met mensen uit de verschillende dorpen in de Betuwe, die dialect spreken en af en toe bij el- kaar komen om hun kennis te delen’.
Dat is een mooi idee, Thijs. Hierbij dan een op- roep voor een denktank Betuws om het dialect niet verloren te laten gaan. Meldt u zich maar bij Dorpsgeluiden.