Theo werd onlangs gehuldigd door muziekvereniging Con Amore vanwege zijn 65-jarig lidmaatschap. Verder is hij inmiddels 70 jaar lid van voetbalvereniging OSC in Oosterhout. Van beide verenigingen is hij erelid. Theo is 86 jaar jong.
Nadat we de foto’s van zijn kinderen en kleinkinderen hebben doorgenomen, hij heeft veel belangstelling voor wat ze allemaal doen, komt zijn indrukwekkende staat van dienst bij de verenigingen ter sprake.
‘Ja, ik ga als het effe kan elke week nog naar OSC. Ook als ze ‘uit’ moeten spelen. En als er van de muziek iets te doen is dan ben ik er ook.
Ik wou als jonge jong eigenlijk bij allebei de verenigingen maar mijn vader zei: ge kun bij ene vereniging totdat ge uutgeleerd bin. Ik moest diploma’s halen om aannemer te worden. Bij Con Amore waren toen weinig jongens van mijn leeftijd dus werd het voetbal. Ik kwam in ’48 van de ambachtsschool toen ik ging voetballen in het pas opgerichte jeugdvoetbal. Ik heb ook jaren in het eerste gevoetbald. Ook wel als keeper als Hent van Rien er niet was. Maar daar was ik reserve. Als ik al zag dat ik de bal niet kon tegenhouden riep ik al: loa mar goan en dat ging niet altijd goed!
Het veld was toen in de Krakenburgsestraat op de hoek van de Dijkstraat, waar nou de komkommerkweker zit. We kleedden ons om bij Bernd Roelofs op de deel. Wij voetbalden ’s zaterdags. ‘s Morgens werden eerst de koeieflatsen uit de wei gehaald, gemaaid hadden de koeien al, en dan konden we aan de gang… Later was het voetbalveld achter de smederij van Merkus en als laatste op Balveren aan de Oosterhoutse- straat. Dat clubhuis heb ik nog gebouwd in 76/77 en in 1988 heb ik er nog een stuk aangezet.
Ik weet nog dat er op het Vluchtje gevoetbald werd en bij het bos, maar dat was in de tijd van mijn vader. Toen heette die club ook nog anders, geen OSC.
Ja, als m’n zoon nog geleefd had dan was hij nu ook veertig jaar bij OSC… ja die kon goed voetballen… Toen hadden ze ook een goede lichting spelers. Dat heb je niet voor het zeggen hè?’
Wat vond u ervan dat OSC naar Nijmegen verhuisde?
‘Ja, de ouwe kern was er eigenlijk tegen, ik ook. Maar we konden hier niet langer bestaan want Nijmegen moest ook wat doen met al die nieuwbouw. Anders was er een nieuwe voetbalvereniging bijgekomen. Nu hebben we meer dan 1100 leden en het heet nog steeds OSC!
Toen Eef Dupont en ik 65 jaar lid waren, hebben we samen een herdenkingstegel in de vloer van de gang bij de kleedkamers gekregen. Piet Maasen heeft later ook zo’n tegel gekregen en samen kwamen we bij de tegels van Martien van Elk en Jan Degen te liggen.
We gaan nog steeds met een vast clubje naar wedstrijden. Bij de uitwedstrijden rijden we altijd met Geert Rikken mee. Andries Nab en Jos Rutjes hoorden daar ook bij maar zijn helaas niet meer in ons midden. Eef Dupont en ik zijn de enigen die nog van de toentertijd opgerichte jeugd in leven zijn.
In de beginjaren ’50 mocht ik ook bij Con Amore, ik was bij de tam- boers. Ja, we hadden een bar tamboerkorps, twee keer Nederlands kampioen geweest onder leiding van de instructeur Coppens! Toen in die tijd waren we met Con Amore wel veel op pad als er wat te doen was.
Veel serenades brengen bij een jubileum. Maar dat is al lang niet meer. De mensen trouwen immers ook niet meer. En als we van een concours terugkwamen en in de prijzen gevallen waren, stelden we ons op de Rijksweg bij Wout van Lent op en dan marcheerden we het dorp in. Dat kun je je nou niet meer indenken, levensgevaarlijk!’
U heeft altijd in de bouw gezeten en dan ben je vroeg versleten zeggen ze, maar daar merken we bij u niks van.
‘Nee ik ga nog met gemak op de knieën zitten en ik kom zo weer overeind. Niks versleten! Maar toch heb ik wel een tik gehad door een TIA. Als ik me druk maak, kom ik moeilijk uit m’n woorden en schrijven wil soms ook niet goed. En ik had een prachtig handschrift al zeg ik het zelf
.. Maar ja dat vind ik niet zo erg, ik heb de leeftijd… en gelukkig helpt Henk me altijd en daar ben ik wel blij mee. Trouwens, het handschrift van de jeugd van tegenwoordig kun je helemaal niet lezen en uut de kop rekenen kunnen ze ook niet meer.’
Ja, tijden veranderen hè? Heeft u altijd in het bedrijf van uw vader gewerkt?
‘Ja, dat zat zo: ik zou naar een andere baas gaan want mijn vader zei: altijd thuis is ook niks, maar tegelijkertijd was ik goedgekeurd voor militaire dienst. Ik kreeg vrijstelling omdat er hier een bouwvakkerstekort was en toen ben ik toch in het bedrijf van mijn vader blijven werken.
In 1970 of 71 heb ik het bedrijf van pa overgenomen. We hadden altijd wel een man of zes zeven in dienst. Onder anderen hebben Floris, Wim en Jan van der Heijden bij ons gewerkt. Ik weet nog dat we ergens aan de gang waren waar we koffie kregen in een vreselijk smerig huishouden, vieze koffiekommen en zo. Floor zei: ik drink daar geen koffie. Maar ze schudde het toch in. Hij dronk toen maar voorzichtig over het oor van de kom. Ze zei: drink-te gij ok altied over het oor? Dat doej ik ok! Daar heb- ben we nog lang schik over gehad.
Maar in de bouw is veel veranderd. Vroeger had je veel paperassenwerk, vakantiebonnen en zo. En vorstverlet. Tegenwoordig gaan ze maar door, doen ze afwasmiddel door de specie of zo. En de stenen hebben niet meer de kleur van de klei, daar zit iets doorheen. Dan heb je ook vaak van die witte uitslag. Krijg je haast niet weg. En als je ziet hoe daar in Nijmegen-noord gebouwd wordt dan schieten je de tranen in de ogen. Hele bouwpakketten zetten ze er neer en dan komt er een ploeg metselaars voor de buitenmuren. Het metselwerk kunnen ze blijkbaar nog niet in de fabriek voor mekaar krijgen. En al die isolatie… een gebouw moet kunnen ademen anders blijft het vocht hangen. En hoe dat straks moet als er iets kapot is… dan zijn er geen vaklui meer om het te repareren.
De bouwbedrijven zijn ook steeds groter geworden. Ze hebben zelf alle kennis in huis en controle is er niet meer. Maar als er iets verkeerd gaat, gaat het goed verkeerd. Al die balkons die instorten en zo….’
En wat vindt u van dat grote bedrijventerrein hier achter, Park 15?
‘Och, ik heb d’r geen last van en dan heb ik wat te kieke. En je kunt er goed fietsen, in de zomerdag fiets ik daar wel eens langs of ik loop binnendoor over het land. Over de invulling van het terrein naast mij is voor mij nog steeds een raadsel.’
U bent in het zonnetje gezet met het grote concert van Con Amore. Wat vond u daarvan?
‘Ja, dat was mooi en dat wist ik van te voren hè? De kinderen wou ik er ook graag bij hebben. Ik ben al lang niet meer actief maar ga er wel nog altijd heen. Ik heb ook lang allerlei klussen gedaan. Papier ophalen, in het bestuur en in comités gezeten. Evenals bij OSC. Maar nou heb ik een leeftijd dat het niet meer hoeft hè? Bij allebei de verenigingen ben ik ook erelid geworden.’
Waar houdt u zich zo mee bezig op de dag?
‘Ik heb nog wat kippen en konijnen en een geit. Ik ben een barre dieren- liefhebber. Nee, slachten kan ik niet, nooit gedaan ook. Wanneer ik teveel konijnen heb, zijn er liefhebbers genoeg waar ik ze kwijt raak. Nu heb ik nog Lakenvelder kippen, zwart wit zwart, mooie kiepe. En Lotharinger konijnen. De kleinkinderen vinden de jonge konijnen zo mooi. Ze zitten er met hun mobieltjes op de knieën bij om opnames te maken.’
Toevallig komt buurman André binnen met brood voor de beesten. ‘Ja, die kum nogal es met oud brood. Mooi woh? Ik heb bijna altijd een beetje vee gehad en ook nog een stukske land voor de boerenkool. Ik heb ook een kasje om tuingoed te kweken. De geraniums staan al weer zó hoog. En ik kijk graag op TV naar natuurfilms, rail away en natuurlijk voetbalwedstrijden. Nee, op vakantie ga ik niet, vroeger wel met mijn vrouw, maar ik geef er niks om. Fietsen wel. De Drentse en Nijmeegse fietsvierdaagse fietste ik altijd wel en de Elfstedentocht heb ik ook al eens gefietst, meer dan honderd kilometer per dag! Dat zijn mooie toch- ten, maar zo ver ga ik niet meer. En nee, ik verveel me nooit!’