Veurpruuve
Ik ben allochtoon in de Betuwe. Maar ik voel me al aardig thuis. Mag best na ruim 40 jaar wonen tussen de Rijn en de Waal. Toch blijven er dingen die ik niet kan plaatsen. En soms is dat slechts een kwestie van taal. Alsof ik de stukjes in dialect uit Dorpsgeluiden voor het eerst hoor. Lezen, her- lezen en soms zelfs interpreteren. Dan snap ik het. De vrienden uit Slijk-Ewijk volg ik nagenoeg uit- stekend. Heel soms, als ze het over de jaren zes- tig en zeventig hebben, haak ik FF af. Ik beschouw het als geschiedenislessen. Machtig in- teressant en soms lachwekkend. Jeugdsentiment van de bovenste plank. Jonge raddraaiers die van alles uithaalden in de buurt. Tot wanhoop van hun ouders waarschijnlijk. Nu zijn ze zelf brave huisvaders, tot op zekere hoogte althans. Dat jochie blijft erin zitten. Maar ze zijn tot rust gekomen. De verbondenheid blijft. Ze zijn er voor elkaar. Eén seintje is genoeg. Een paard in de sloot? Hulp bij het bedrijf of in de privésfeer? Samen de kroonjaren 50/60 vieren, als het kan tenminste. Elkaar een beetje blijven pesten en opjutten.
Tot zover snap ik ze bijna allemaal. Maar dan raak ik de draad kwijt. Dat ligt ook aan de tijd van het jaar. Ik zie de aankondigingen voor de feestjes in het dorpshuis. Artiesten, tribute-bands, etentjes etc., etc. Ik denk dat ik weer bij ben. Maar vooral in deze tijd: carnaval! En dan sla ik opeens dicht. Niet groot gegroeid met dat fenomeen. Niet ge- wend aan alles wat kenners zo mooi en geweldig vinden en zeker niet willen missen. De vrienden roepen: “Ga dan mee, hartstikke gezellig. Dit moet je meemaken!” Pronkzitting, oh ja, dat snap ik nog: pronken met….! Maar dan: veurpruuve. Als gepensioneerde man met een werkende vrouw, heb ik kookdienst. De mensen die aanschuiven zullen het moeten doen met wat er op hun bord komt. Omdat ik zelf een zeikerd ben op het gebied van eten, prijs ik mij gelukkig met mijn rol. Als ik uit eten ga, zie ik koks die regelmatig de lepel, de vork of hun vinger in het gerecht ste- ken en even controleren of dat wat zij gebrouwen hebben voor te zetten is aan de gasten. Ze proeven dus voor. Ik denk omdat ze niet weten hoe het nu zal smaken. Logisch toch? Maar als ik dat veurpruuve van het carnavalsproject ervaar, ben ik niet overtuigd. Hoezo voorproeven? Wat dan? Ik heb slechts bier gezien. In grote aantallen beker- tjes. Allemaal hetzelfde. Dat was het jaren gele- den al en dat zal het de komende jaren ook wel blijven. Ik proefde niks bijzonders, niks anders dan ooit. De bekertjes werden alleen begeleid door veel kabaal. Heeft het dan toch een andere bete- kenis. Hebben de gasten uit de verschillende dor- pen het nodig dat het bier eerst getest wordt? En wie is dan hoofd veurpruuver? De uitbater of de plaatselijke raad van elf? Er wordt wel erg veel geluld tijdens het pruuven. Maar ik heb niemand gehoord die complimenten maakte aan de “kok”.
Goed gedaan jochie, mooi biertje, goed getapt en lekker…..! Vooral doorgaan! Ondanks dat vond ik het keigezellig met de vrienden uit het dorp.
Ondanks het kabaal werd er ook nog serieus ge- praat met elkaar. Over moeilijke maar ook over al- ledaagse, prettig gestoorde en bijzondere zaken, over hulp aan elkaar, de verbouwing, het praten over emoties en het samen bezoeken van de mo- torbeurs. Mooi clubje, houden zo! Dan neem ik dat veurpruuve maar voor lief.