Peerde kieke. Naar paarden kijken.
In ons dialect is een paard un perd. Meervoud is peerde of peerd, zonder e aan het eind. Met de peerd noar de smid. Met de paarden naar de hoefsmid.
Een veulen is een vulle en een hengst een hings.
Toen ik een jaar of twaalf, dertien was, had ik de ook nu nog veel voorkomende meisjesafwijking: gek op paarden. Daarom mocht ik met mijn eveneens paardengekke vriendin en haar ouders naar de paardendag in Dülmen, een halfuurtje onder Münster. Daar ligt een groot natuurgebied, de Mehrfelder Bruch, waar een kudde ‘Dülmener Wildpferde’ huisde. Nog steeds geloof ik.
Elk voorjaar moesten de eenjarige hengstveulens er uit gehaald worden om de kudde gezond te houden. Daar maakte Dülmen altijd een groot paardenspektakel omheen met als klapstuk het vangen van de jaarlinghengsten.
Om dat voor elkaar te krijgen werd de kudde van zo’n vierhonderd pony’s een gigantische hoefijzervormige arena in gedreven. Op de taluds van die arena wachtten duizenden toeschouwers om een groep sterke kerels met de jonge hengsten te zien stoeien en een helster aan te wurmen. Daar waren ze wel een uurtje mee zoet en soms bleek een met moeite gevangen hengstveulen toch een merrie te zijn maar dat kan in de hectiek van de door elkaar rennende veulens nu eenmaal voorkomen. De volwassen merries gin- gen al gewoon in een hoek staan, het was immers elk jaar hetzelfde, en maakten zich niet druk. De jongste veulentjes plakten zich stijf tegen hun moeder aan.
Afijn, toen de kudde was geschoond en alle hengstveulens beduusd aan een touw stonden te wachten wat er komen ging, daverde de rest weer de vrijheid tegemoet en er volgde een verloting van een aantal hengstjes.
En laat ik er nou een winnen! Ik viel bijna flauw van geluk! Voor ik het wist stond ik in die arena te trillen van opwinding naast mijn Dülmener Wildpferdfohlen, jawohl! Daar was overigens niks wilds meer aan want het veulen bewoog zich amper en zag er treurig uit.
Ik weet nog dat ik een briefje kreeg met het adres waar de veulens zouden verblijven tot ze opgehaald werden en in een café kon ik naar huis bellen om het grote nieuws aan mijn ouders over te brengen. Pa bleef wel even stil aan de andere kant van de lijn. Toen het tot hem doorgedrongen was, beëindigde hij mijn ju- belstemming met niet mis te verstane bewoordingen die inhielden dat ik dat beest niet kon houden.
Afijn, veel tranen later en een pony armer maar wel tweehonderd DMark rijker, werd met mij overeengekomen dat ik van dat geld rijlaarzen, een cap en rijlessen kreeg maar geen eigen paard. Want agge peerde hed dan hedde ok drolle volgens pa. IvD.